Gemeenten experimenteren:

Brede intake & PIP


Gemeenten die al aan de slag zijn helpen jou verder. In De Fryske Marren gingen ze al vroeg aan de slag met de Brede intake en het PIP en de gemeente Amsterdam ontwikkelde de Opstartklas. Dit zijn twee van de zes verschillende aanpakken die zijn gevolgd binnen het pilotprogramma. Laat je inspireren door hun ervaringen uit deze pilot. En lees meer over de ervaringen van de andere pilotaanpakken en lessen die zijn opgetekend door het onderzoeksbureau in het eindrapport.

Pilot Brede intake en PIP – gemeente Amsterdam De brede intake bestaat in Amsterdam uit een periode van 12 weken waarin de statushouder gesprekken voert over participatie met zijn persoonlijke klantmanager, een Opstartklas doorloopt van 6 weken en het participatieverklaringstraject volgt. De Opstartklas is een intensief taaltraject en observatie-instrument, uitgevoerd door een externe taalaanbieder. De docenten krijgen zo een beeld van de leerbaarheid, de competenties, taalniveau en motivatie van elke deelnemer. Leerbaarheid wordt op deze manier niet slechts getoetst op één moment, maar over een langere periode. De eindrapportage van de Opstartklas en de participatiegesprekken vormen input voor het PIP. Meer info

Gemeente De Fryske Marren


Interview

Door Gemeente De Fryske Marren

Voor In totaal 125 mensen verdeeld over 3 groepen: nareizigers/gezinsherenigers en gezinsmigranten, statushouders in een azc buiten de gemeente De Fryske Marren die gekoppeld worden aan gemeente De Fryske Marren en statushouders die nog verblijven in het azc in Balk en gekoppeld worden aan de gemeente De Fryske Marren óf aan een gemeente elders.

Wat De brede intake wordt opgesplitst in verschillende delen. Nadat een statushouder een vergunning heeft gekregen vindt er een eerste ‘koffie en koek’-gesprek plaats in het azc om kennis te maken. Het tweede ‘koffie en koek’- gesprek vindt plaats nadat de statushouder is gehuisvest. Vervolgens wordt de brede intake op het gemeentehuis door dezelfde consulent afgenomen en het Persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (PIP) vastgesteld.

Met COA, VluchtelingenWerk, Pastiel en De Wurkjouwer (arbeidsparticipatie), Friesland College (taal) en De Kear (welzijnswerk). Vanuit de gemeente werkte een team van 7 mensen: 3 regievoerders, 3 ondersteuners die de taal spreken, een coördinator.

Samenwerking en ondersteuning De gemeente De Fryske Marren merkte dat de doelgroep nog veel begeleiding en hulp nodig heeft. Op financieel gebied bijvoorbeeld, maar soms ook voor hulp bij zorg, opvoeding, huiselijk geweld of verslaving. Hiervoor werkte de gemeente nauw samen met hun sociale wijkteams. Hierdoor konden zij makkelijk schakelen en de juiste zorg inzetten, waardoor de inburgering beter van de grond is gekomen.


'Aanmelden bij de school is één, maar alles wat daaraan voorafgaat is minstens zo belangrijk’

De resultaten van de pilot Brede Intake en persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (PIP) zijn samengevat in een onderzoeksrapport. Wat werkt goed, wat werkt minder goed? Voor welke doelgroepen? En hoe komt dat? De ervaringen van de zes deelnemende gemeenten kun je gebruiken om ook nu al in de geest van de nieuwe wet te gaan werken.

Onderzoeker Linda Bakker (Significant): 'Realiseer je dat de rol van regievoerder op de Wet inburgering meer competenties vraagt dan een reguliere klantmanager. Het domeinoverstijgend werken, dus in samenwerking met allerlei betrokken partijen, én met cultuursensitiviteit, vraagt aandacht. Bespreek met elkaar wat dit betekent in de context van jouw gemeente. En hoe je dit wilt aanpakken.'

Bekijk ook de handreiking Brede intake en PIP:

Pilot De Fryske Marren - Brede intake en PIP

‘De nieuwe inburgering vergt van alle partijen een andere manier van denken’

De Fryske Marren heeft de pilot ‘Brede intake en PIP’ ambitieus aangepakt. ‘De pilot gaf ons de mogelijkheid om meer voor deze doelgroep te doen en concretere acties uit te zetten qua inburgering, taal en participatie,’ vertelt Marjanne Rinsma, regievoerder statushouders bij De Fryske Marren. ‘We kunnen en moeten meer de regie pakken. En dat is volgens mij juist een enorme verbetering in de nieuwe wet.’ Deel A van de brede intake begon op het asielzoekerscentrum (azc). Zodra de koppeling met de statushouder was gemaakt, ging de gemeente binnen twee maanden langs voor een ‘koffie-en koek’-gesprek. Hier wordt gelijk het eerste deel van het PIP (Plan Inburgering en Participatie) opgesteld. Deel B start wanneer de vergunninghouder in de gemeente woont. ‘Door deze intake hebben we inzicht gekregen in wat er allemaal aan de voorkant nodig is om mensen succesvol te laten inburgeren’, vertelt Rinsma. ‘Dat was voor mij een eyeopener: iemand aanmelden bij de school is één ding, maar alles wat daaraan vooraf gaat is minstens zo belangrijk.’


‘Mijn advies aan andere gemeenten: neem mensen uit de doelgroep in dienst’

Krapte bij PIP Toch kan de intake ook wringen: door de trage huisvesting zat er soms veel tijd tussen het gesprek op het azc en het gesprek in de gemeente. ‘Het enige nadeel in de nieuwe wet is dat het hele PIP binnen tien weken opgesteld moet zijn’, legt Rinsma uit. ‘Dat is kort dag, zeker omdat je soms na een paar maanden pas merkt dat je bijvoorbeeld te maken hebt met een personen met een licht verstandelijke beperking. Daar pas je het plan op aan. In die tien weken wil je grip krijgen op de vraag: wie is deze persoon? Dat lukte niet altijd.’

Cultuur- en taalbarrière Ondanks de langere doorlooptijd was er een doorlopende lijn in de begeleiding, dankzij de inzet van ondersteuners die de taal spreken. Zij gingen mee naar het eerste bezoek in het azc en hielden tussentijds contact voordat de inburgeraars in de gemeente kwamen wonen. ‘Ze sloegen echt een brug tussen hun cultuur en die in Nederland,’ aldus Rinsma. ‘Mijn advies aan andere gemeenten: neem mensen uit de doelgroep in dienst. Zij kunnen veel makkelijker een vertrouwensrelatie opbouwen.’ Beperkt aanbod Verder merkte Rinsma op dat de gemeente qua participatie minder heeft kunnen doen in de pilot dan ze eigenlijk had gewild. ‘Onze mogelijkheden waren daarin te beperkt. Bij externe partijen waren te weinig taalaanbod en vrijwilligersplekken. Daarnaast hadden we natuurlijk te maken met corona. Daardoor vielen ook veel werkervaringsplekken weg.’

‘Doordat de regie bij de gemeente ligt kunnen we straks wel duidelijker aangeven wat er van alle betrokken partijen verwacht wordt’, vertelt Rinsma verder. ‘De aanbesteding met externe partijen wordt nu verbeterd en concreter gemaakt, met meer evaluaties en rapportages. Om kwaliteit te bieden, moet je goede afspraken maken en regie houden. Als je ziet hoeveel randvoorwaarden er zijn om de inburgering goed op te pakken, is het een enorme verbetering dat die regie opnieuw bij de gemeente ligt.’

Aandachtspunten van de pilot Brede intake en PIP:

  • Maak heldere samenwerkingsafspraken met het COA op basis van één of meerdere scenario’s zoals opgenomen in de notitie samenwerking COA en gemeenten ten behoeve van de nieuwe inburgeringswet;
  • Realiseer je dat de rol van regievoerder op de Wet Inburgering meer competenties vraagt dan van een reguliere klantmanager. Het domeinoverstijgend werken, dus in samenwerking met allerlei betrokken partijen én cultuursensitiviteit vraagt aandacht;
  • Betrek samenwerkingspartners (denk aan: maatschappelijke begeleiding, taalscholen, werkconsulenten) op een manier die voor jullie aanpak en in jullie context passend is. Bespreek de rollen en taken van de verschillende betrokken partijen in de brede intake en bij het opstellen van het PIP. Realiseer je dat dit aan de voorkant vraagt om duidelijke werkafspraken en in de uitvoering vraagt om ingecalculeerde afstemmingstijd;
  • Vertrouwen tussen de statushouder en regievoerder is herhaaldelijk genoemd als een belangrijke basis voor de afname van een kwalitatief hoogwaardige brede intake. Realiseer je dat dit niet vanzelf gaat en dat het nodig is hier randvoorwaarden voor te creëren. Denk hierbij aan het voeren van een gelijkwaardig gesprek (deel iets over jezelf, toon respect, luister), begrip van de culturele context en het schetsen van heldere verwachtingen;
  • Bedenk hoe je de statushouder meeneemt in het proces van de brede intake en eigenaarschap geeft over de afspraken in het PIP;
  • In de ervaring van de pilotgemeenten is het vaststellen van de leerbaarheid van statushouders een uitdaging (bij gebrek aan passende assessments, waarbij de Opstartklas in Amsterdam een uitzondering vormt). Bedenk op basis van welke instrumenten, in combinatie met gespreksvoering, je de startposities en leerbaarheid van statushouders in kaart gaat brengen, aanvullend op de landelijke leerbaarheidstoets. Dit helpt om een vollediger beeld te krijgen van het potentieel van de inburgeraar;
  • Wees je ervan bewust dat de wijze waarop de brede intake is ingericht (aantal contactmomenten, inzet van instrumenten of assessments, al dan niet afstemming met andere partijen) implicaties heeft voor de tijdsbesteding van de regievoerder aan de brede intake;
  • Er komt een model PIP-beschikking. Overweeg of het voor jouw gemeente ook wenselijk is daarnaast een dynamisch ontwikkelplan te maken. Dit gedetailleerdere plan kan gedurende de inburgeringsperiode gevuld worden met relevante (achtergrond)informatie en zowel korte-, midden- als lange termijnafspraken.