Aan de slag met...

kwaliteit in taalaanbod


Onder de nieuwe Wet inburgering zijn gemeenten verantwoordelijk voor het taalonderwijs aan statushouders. Dat brengt vragen met zich mee als: welke kwaliteitseisen stel je bij de inkoop van het taalaanbod? Hoe beoordeel je de aanbiedingen? En als straks alles op de rit is: hoe monitor en stuur je op de kwaliteit van het taalonderwijs?

Om gemeenten te helpen bij het inkopen van kwaliteit, bieden Divosa en het Kennisinstituut voor Taalontwikkeling (ITTA) toetsstenen aan in tien digitale brieven. De brieven bevatten achtergrondinformatie, tips en praktijkvoorbeelden. De tips uit de Brieven Taal en Kwaliteit helpen de gemeenten nu al om een betere gesprekspartner te zijn voor de taalaanbieders; dit ten gunste van de ondertussengroep. Daarnaast helpen de brieven ook om betere alternatieve trajecten in te kopen. De brieven geven een ‘kennisinjectie’.

Tips en handvatten

  • Kijk of een taalaanbieder een Blik op Werk Keurmerk heeft. Dit is een belangrijke aanwijzing dat de kwaliteit van het taalonderwijs van een organisatie op peil is. Zo houd je minder goede aanbieders op voorhand buiten de deur. Zorg dat je weet welke kwaliteitseisen het keurmerk stelt en wat dit in de praktijk betekent. En kijk of je als gemeente aanvullende eisen nodig vindt, afhankelijk van de behoeften die er zijn.
  • Taalonderwijs is normaal gesproken het domein van onderwijsinstellingen en docenten. Nu gemeenten hier zelf actief iets mee moeten, is het belangrijk om je te verdiepen in dit onderwerp. Wat komt er allemaal kijken bij het leren van een nieuwe taal? En hoe organiseer je dat goed?
  • Ga je een kwaliteitsgesprek voeren met een taalschool? Vraag dan de ‘toezicht in de klas’-rapportage op en gebruik deze als leidraad voor het gesprek (wat kan er beter?). Realiseer je dat er altijd een mogelijkheid is om extra toezicht in een klas aan te vragen. Zo krijg je als gemeente een beter beeld van (de kwaliteit van) het onderwijs.
  • Trek als gemeente samen op met de taalaanbieder en leer van elkaar. Blijf evalueren en durf te experimenteren. Dit past bij het ‘lerend stelsel’ van de nieuwe wet.
  • Stimuleer taaldocenten om aan te sluiten bij wat een statushouder motiveert (‘leren om te leren’). Zorg dat hier aandacht voor is.
  • Alfabetisering is topsport. Het betekent elke dag trainen en oefenen om het gewenste niveau te bereiken. Niet alle Nederlands als tweede taal (NT2)-docenten zijn in staat om deze intensieve onderwijsvorm aan te bieden. Wees je daar als gemeente bewust van.
  • Leren op school (taalonderwijs) en in de praktijk (participatie) moeten hand in hand gaan. Kijk naar mogelijkheden om dit aan elkaar te koppelen en zo een doorlopende leerlijn te creëren.
  • Een nieuwe taal leren is een flinke klus en neemt een groot deel van iemands denkcapaciteit in beslag. Houd er rekening mee dat mensen tijdens het leren van een nieuwe taal weinig (brein)ruimte hebben voor iets anders.
  • Gemeenten weten vaak maar weinig over taalontwikkeling. Dat is niet erg. Het begint met (durven) vragen wat je nodig hebt.

Deze tekst is een bewerking van de websessie ‘Hoe stuur je op kwaliteit in het taalaanbod onder de nieuwe Wet inburgering?’ op 25 juni 2021, onderdeel van de reeks sessies ‘Inburgering in uitvoering’ georganiseerd door Divosa, de VNG en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.